Op 8 december heeft een webinar plaatsgevonden over mono-mestvergisting. Met name over het effect van digestaat op bodemleven, maar ook over de rol die mestvergisting in de energietransitie kan spelen. Het webinar is terug te kijken de pagina Meer uit Mest, Minder CO2. Ook de PowerPoint presentatie is hier te bekijken.
Sjef van der Lubbe van de Provincie Friesland vertelde dat mono-mestvergisting bijna de helft van het warmteverbruik van de gebouwde omgeving in de provincie Friesland op kan vangen. Groen gas uit mest heeft dus veel potentie. Er is veel mest beschikbaar, en de technologie voor mestvergisting is al decennia in ontwikkeling. Voor een gunstige businesscase zijn echter een hoop koeien nodig: minstens 200. Samenwerken is dus het motto. Dit kan door met meerdere boeren één mono-mestvergister te opereren. Met minder koeien een mono-mestvergister opereren kan, maar dan is voor het opwaarderen van het biogas tot groen gas kwaliteit nog wel samenwerking nodig. Voor een gemiddeld melkveebedrijf is dit te duur.
Jidske Knigge en Eline Keuning van Bioclear earth vertelden dat eerder onderzoek in 2021 is bevestigd. Zij zijn verder gegaan met het onderzoeken van het effect dat digestaat heeft op bodemleven. Bodemleven is essentieel. In 1 gram grond zit 1500 km DNA, 1000 miljard bacteriën en 10 miljoen schimmels. Samen vervullen ze tal van functies die de plant ondersteunen: meer droogtebestendig maken, of een waarschuwen voor plaagdieren. In 2021 is het eerdere onderzoek uitgebreid. Vaste mest, drijfmest bovengronds, zodenbemesting en digestaat zijn vergeleken. In maart, april, juni en september zijn bij 11 veehouders monsters genomen: 106 in totaal. Digestaat kwam uit mono-mestvergisters gevoed met rundveedrijfmest.
Wat eerder al is verwacht is door dit onderzoek bevestigd: digestaat doet in vergelijking met zodebemesting (door middel van injectie) niet onder voor het bodemleven. De hoogste biodiversiteit werd zelfs gevonden bij een digestaatboer. Er werden in digestaatpercelen niet meer ziekteverwekkers gevonden dan in percelen bemest met drijfmest. Er was ook geen toename van methaanproducenten. Bij digestaatpercelen werden in het voorjaar meer mycorrhiza schimmels gevonden, die stikstofopname bevorderen.
Wel zijn in het voorjaar in digestaatpercelen minder stikstof-vastleggende bacteriën aangetroffen. Bodemleven reageert altijd op de situatie. Het hogere minerale stikstofgehalte in digestaat vermindert de behoefte aan stikstof-vastleggende bacteriën. Mogelijk zijn ze daardoor minder aangetroffen, vertelden Eline en Jidske.
Het onderzoek naar het effect op bodemleven riep wel vragen op. “Want wat doet het digestaat met de gewasopbrengst?”, vroeg een van de deelnemers. Een vervolgonderzoek waar bodemleven én opbrengst in beeld worden gebracht is nodig. Zo is met meer zekerheid te zeggen hoe goed je kan bemesten met digestaat. En ook is het verband tussen bodemleven en opbrengst dan in kaart te brengen. Ook kwam de vraag voorbij of je met mestvergisting niet te veel koolstof uit je mest haalt, en op termijn dus een tekort krijgt in de bodem. Met vergisten breek je snel afbreekbare organische stof af die anders ook in het eerste jaar na aanwending in de bodem wordt afgebroken. Of je nu rundveemest vergist of als drijfmest aanwendt; je voegt beide keren evenveel effectieve organische stof toe aan de bodem.
Dit project is een samenwerkingsverband tussen Provincie Friesland, LTO Noord, Van Hall Larenstein en Vereniging Noardlike Fryske Wâlden. Dit project wordt mede mogelijk gemaakt door het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling: “Europa investeert in zijn platteland”.