De gekraagde roodstaarten die in de Noardlike Fryske Wâlden broeden, overwinteren in de Sahel, in Mali en Burkina Fasso net ten zuiden van de Sahara. In het noordelijk deel van dit overwinteringsgebied in Mali, had het in onze (Europese) winter van 2020/2021 wel drie tot vijf keer meer geregend dan gemiddeld. In die gortdroge wereld betekent dat: meer vegetatiegroei, meer insecten en daarmee voor een insecteneter als de gekraagde roodstaart meer voedsel. We weten dat het aantal Europese broedvogels sterk wordt beïnvloed door de hoeveelheid regenval in de (Europese) winterperiode in de Sahel, voorafgaand aan het broedseizoen. In maart trekken de roodstaarten weer naar hun broedgebieden in Europa. Door de rijkelijke regenval in het noordelijk deel van het overwinteringsgebied waren de verwachtingen voor het broedseizoen van 2021 hoog gespannen. Zou die regen voor meer broedparen in de Noardlike Fryske Wâlden zorgen?
“Om te weten waar de nestkasten moeten hangen, volgen we ieder voorjaar de vestiging van de broedvogels op de voet.”
Ernst Oosterveld: “We volgen de gekraagde roodstaarten in de NFW al sinds 2013. In het dykswậlengebied bij Eastermar en in het elzensingelgebied bij Surhuizum hangen in beide ca 100 nestkasten, waarmee we het broedsucces van de roodstaarten jaarlijks volgen (jaarlijks broeden er ook enkele roodstaarten in nestkasten van de Vogelwacht Eastermar). Om te weten waar de nestkasten moeten hangen, volgen we ieder voorjaar de vestiging van de broedvogels op de voet. Dat doen we door zingende mannetjes te lokaliseren die met hun zang aangeven dat ze een territorium hebben ingenomen. Zo kennen we precies de jaarlijkse omvang van de broedpopulatie. Was het aantal roodstaarten met een territorium in het voorjaar van 2021 nou groter dan in voorgaande jaren? Het antwoord is: ja en nee. Ja heeft betrekking op Surhuizum waar in het elzensingelgebied 35% meer territoriumhoudende mannetjes zaten dan in 2020 (38 vergeleken met 28 in 2020 over 600 ha). Nee heeft betrekking op Eastermar waar vrijwel net zoveel mannetjes zongen als in 2020 (58 om 56 over 600 ha). Dit is een opvallend verschil, dat moeilijk valt te verklaren. Misschien is het dat het gebied Eastermar ‘vol’ zit met roodstaarten, maar op het oog lijken er nog heel wat geschikte wallen beschikbaar. Of de roodstaarten hebben een verschillend overwinteringsgebied. Want iets zuidelijker dan Mali, in Burkina Fasso waar roodstaarten uit de NFW ook overwinteren, was niet meer regen gevallen dan gemiddeld. Zo’n verschil lijkt niet erg aannemelijk, maar we weten het niet.”
En hoe was het broedsucces?
Het broedsucces van de roodstaarten volgen de onderzoekers jaarlijks met de nestkasten. Als holenbroeder is de roodstaart vrij goed te verleiden om in een nestkast te gaan broeden. Op de plek waar een zingend mannetje zich vestigt, hangen ze een kast op (in het geval er niet al een hangt), in de hoop dat hij een vrouwtje weet te strikken en dat ze in de nestkast gaan broeden. Afgelopen voorjaar waren er in Eastermar 16 bezette nestkasten, 8 in Surhuzum. In vergelijking tot voorgaande jaren is het aantal in Eastermar klein, in Surhuzum op peil. De oorzaak van het verschil is niet duidelijk. Misschien was het gewoon pech. Student Lukas was het hele voorjaar druk om kasten op te hangen op plekken waar roodstaarten zaten te zingen. De kasten controleerde hij elke week.
In de nestkasten wordt een aantal indicaties van broedsucces bijgehouden: datum van de eerste eileg, legselgrootte, aantal eieren dat uitkomt, aantal jongen dat uitvliegt. Als er ten minste 1 jong succesvol uitvliegt, wordt dat uitvliegsucces genoemd. Er was verschil in het uitvliegsucces tussen Eastermar en Surhuzum: in Eastermar was het 60%, in Surhuzum 72%. In Eastermar is dat lager dan het meerjarig gemiddelde van 75%, in Surhuzum is het ietsje hoger dan het meerjarig gemiddelde van 68%. In Eastermar zijn relatief veel nesten gepredeerd of door vee verstoord. Mogelijk werden de nestkasten gepredeerd door steenmarters, maar mogelijk ook door grote bonte spechten of gaaien. De onderzoekers weten het niet zeker.
Er zijn meer verschillen tussen de populaties in de dykswậlen en in de elzensingels. In de dykswậlen bij Eastermar zijn de broedaantallen per 100 ha van de gekraagde roodstaart gemiddeld ongeveer anderhalf keer groter dan in de elzensingels bij Surhuizum. Sinds ongeveer 1980 bleef de stand in de dykswậlen ongeveer gelijk, terwijl die in de elzensingels met de helft afnam. Sinds 2014 nam het aantal roodstaarten in de nestkasten in de dykswậlen bij Eastermar verder toe, maar bleef in de elzensingels bij Surhuzum ongeveer gelijk. Het onderzoek moet duidelijk maken waar deze verschillen door worden veroorzaakt. En welke rol het beheer daarbij speelt.